Waar kies je voor? KerkNoordwolde voorganger de Lange
Kijk mij eens
1. Welkom Voorganger ds Kuiper Organist Johannes de Vries Viering en dankzegging Heilig Avondmaal
2. ELB 58 – 1, 2Zoekt eerst het Koninkrijk van God
3. 1 Zoekt eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid en dit alles krijgt u bovendien. Hallelu, halleluja. Refrein: Halleluja, halleluja, Halleluja, hallelu, halleluja.
4. 2 Men kan niet leven van brood alleen, maar van ieder woord, dat door de HEER gesproken wordt. Hallelu, Halleluja. Halleluja, halleluja, Halleluja, hallelu, halleluja.
5. 3 Bidt en u zal gegeven zijn, Zoekt en gij zult het zien. Klopt en de deur zal voor u opengaan Hallelu, Halleluja. Halleluja, halleluja, Halleluja, hallelu, halleluja.
6. Welkom Voorganger ds Kuiper Organist Johannes de Vries Viering en dankzegging Heilig Avondmaal
7. Stil gebed Votum en groet Ere zij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
9. 1 O HEER, de koning is verheugd! Hij wil uw almacht prijzen, U juichend dank bewijzen. Gij schonkt hem dapperheid en deugd. Gij hebt op zijn gebed hem door uw hulp gered.
10. 4 Groot wordt zijn roem, zo Gij hem helpt. Hij zal naar alle zijden het heilzaam licht verspreiden waarmede Gij hem overstelpt. Vertrouwend op zijn HEER wankelt hij nimmermeer.
13. 1 Heer, wij komen vol verlangen, op uw roepstem naar uw dis, want door schuld met schrik bevangen zoekt ons hart vergiffenis: slechts in U bestaat ons leven, die uw bloed voor ons woudt geven; laat ons dan in brood en wijn met Uzelf gespijzigd zijn.
14. 2 Sterk ons wankelend vertrouwen, geef ons zelf wat Gij geboodt: dat wij met oprecht berouwen enkel rusten in uw dood; ja, vervul ons met uw krachten, opdat wij uw wet betrachten, zegen zo uw sacrament, dat ons hart U steeds meer kent.
16. 3 Leer ons, Heer, vrijmoedig spreken over uw verlossend werk; geef dat niet die woorden breken op de daden van uw kerk, maar dat wij geheiligd leven op de plaats door U gegeven, en U volgen onder 't kruis op de smalle weg naar huis.
18. 12 Te dien tijde zond Berodak-Baladan, de zoon van Baladan, de koning van Babel, gezanten met een brief, en een geschenk aan Hizkia, want hij had gehoord, dat deze ziek geweest was. 13 En Hizkia hoorde naar hen en hij liet hun zijn gehele schathuis zien: het zilver en het goud, de specerijen en de kostbare olie, zijn gehele tuighuis en alles wat zich onder zijn schatten bevond.
19. Er was niets in zijn paleis en in zijn gehele rijk, dat Hizkia hun niet liet zien. 14 Toen kwam de profeet Jesaja tot koning Hizkia en vroeg hem: Wat hebben deze mannen gezegd en vanwaar zijn zij tot u gekomen? En Hizkia antwoordde: Uit een ver land zijn zij gekomen, uit Babel. 15 En hij vroeg: Wat hebben zij in uw paleis gezien?
20. Hizkia antwoordde: Alles wat in mijn paleis is, hebben zij gezien; er is niets onder mijn schatten, dat ik hun niet heb getoond. 16 Toen zeide Jesaja tot Hizkia: Hoor het woord des HEREN: 17 zie, er zullen dagen komen, dat alles wat in uw paleis is en wat uw vaderen hebben opgestapeld tot op deze dag, naar Babel zal worden weggevoerd.
21. Niets zal er overblijven, zegt de HERE. 18 En van uw zonen, die uit u voortkomen zullen, die gij zult verwekken, zullen zij nemen, om hoveling te zijn in het paleis van de koning van Babel. 19 Hizkiazeide tot Jesaja: Het woord des HEREN, dat gij gesproken hebt, is goed. Ook dacht hij: Het zal immers gedurende mijn leven bestendig vrede zijn.
22. 20 Het overige van de geschiedenis van Hizkia en al zijn dappere daden, en hoe hij de vijver en de waterleiding heeft aangelegd en het water naar de stad heeft gebracht, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Juda? 21 Hizkia ging bij zijn vaderen te ruste; zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats.
23. 24 In die dagen werd Jechizkia ten dode toe ziek. Toen bad hij tot de HERE en Hij sprak tot hem en gaf hem een wonderteken. 25 Maar Jechizkia schoot te kort in dankbaarheid voor de weldaad, hem bewezen, want hij werd hoogmoedig, zodat er toorn kwam te rusten op hem, op Juda en op Jeruzalem.
24. 26 Toen verootmoedigde Jechizkia zich over zijn hoogmoed, hij en de inwoners van Jeruzalem, zodat de toorn des HEREN niet over hen kwam in de dagen van Jechizkia. 27 Jechizkia bezat zeer veel rijkdom en luister; hij maakte zich schatkamers voor zilver, goud,
25. edelgesteente, specerijen, schilden en allerlei kostbaar gerei; 28 ook opslagplaatsen voor de opbrengst van koren, most en olie, en stallen voor allerlei vee en kooien voor de kudden. 29 Hij maakte zich versterkingen en verwierf zich een groot bezit aan kleinvee en runderen, want God gaf hem een zeer grote have.
26. 30 Jechizkia was het ook, die de bovenste uitgang van het water van Gichon dichtstopte en het naar beneden westwaarts naar de stad Davids leidde. In al zijn doen was Jechizkia voorspoedig. 31 Ter gelegenheid van het gezantschap, dat de vorsten van Babel tot hem gezonden hadden om naar het wonderteken dat in het land geschied was, te vragen, was het aldus:
27. God verliet hem om hem op de proef te stellen, teneinde te weten alles wat in zijn hart was. 32 Het overige van de geschiedenis van Jechizkia, en zijn vrome daden, zie, zij zijn beschreven in het Gezicht van de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, in het boek der koningen van Juda en van Israël.
28. 33 Jechizkia ging bij zijn vaderen te ruste; men begroef hem op de helling, waar de graven der zonen van David liggen, en geheel Juda en de inwoners van Jeruzalem bewezen hem eer bij zijn dood. Zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats.
29. 15 En hij vroeg: Wat hebben zij in uw paleis gezien? Hizkia antwoordde: Alles wat in mijn paleis is, hebben zij gezien; er is niets onder mijn schatten, dat ik hun niet heb getoond.
31. 1 Ik sla mijn ogen op en zie de hoge bergen aan, / waar komt mijn hulp vandaan? Mijn hulp is van mijn HERE, die dit alles heeft geschapen. / Mijn herder zal niet slapen.
32. 2 Uw wankle voeten zet Hij vast, als gij geen uitkomst ziet: / uw wachter sluimert niet! Zijn oog wordt door geen slaap verrast, Hij wil, als steeds voor dezen, / Israëls wachter wezen.
33. 4 De HEER zal u steeds gadeslaan, Hij maakt het kwade goed, / Hij is het die u hoedt. Hij zal uw komen en uw gaan, wat u mag wedervaren, / in eeuwigheid bewaren.
34. 15 En hij vroeg: Wat hebben zij in uw paleis gezien? Hizkia antwoordde: Alles wat in mijn paleis is, hebben zij gezien; er is niets onder mijn schatten, dat ik hun niet heb getoond.
36. 39 Hoe aangenaam is 't woord van uw verbond, hoe lieflijk klinkt uw wet in onze oren. Ja, zij is mij als honing in de mond, inzicht ontvang ik, door naar haar te horen. Ik zoek uw recht, en haat uit 's harten grond het pad van hen die zich in 't kwaad verloren.
40. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde; en in Jezus Christus, zijnen enigeboren Zoon, onze Here,
41. die ontvangen is van de heil'ge Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; ten derden dage wederom opgestaan van de doden opgevaren ten hemel,
42. zittende ter rechterhand Gods, des almachtigen Vaders; vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de heilige Geest.
43. Ik geloof een heilige, algemene christelijke Kerk; de gemeenschap der heiligen; vergeving der zonden; wederopstanding des vleses en een eeuwig leven. Amen.